Oorsprong van de zoogdieren.
Figuur 2.34 Een paar verschillende soorten levende zoogdieren. Zij voeden hun jongen alle met melk.
Zoogdieren zijn behaarde warmbloedige dieren die melk geven zoals katten, honden, konijnen, beren, herten en vele andere bekende schepsels.
De zoogdieren ontbreken bijna geheel in de lagere systemen van de geologische kolom. Er is echter een uitbarsting van vele zoogdiertypen in het laagste systeem van het tertiair. Lopende, zwemmende en vliegende vormen verschijnen allemaal plotseling en in dezelfde tijd. De “eerste" fossiele vleermuis, één van de meest gespecialiseerde zoogdieren, verschijnt in de onderste lagen van het Tertiair. Figuur 2.35 toont een fossiel dat er uitziet als een vleermuis zoals u heden ten dage kunt vinden. Tussenvormen worden niet gevonden. Een ander sterk gespecialiseerde groep, de walvissen, verschijnt ook in de zoogdieren "explosie'' zonder verbindingsschakel naar enig andere groep. In feite komen alle 32 orden van zoogdieren vanaf hun “eerste" verschijning in de kolom als aparte groepen voor. Dit Is te vergelijken met de schijnbare “explosie" van vele bloeiende planten in het Krijt van en het zeeleven in het Cambrium.
Figuur 2.35 De omtrek van een moderne vleermuis past gemakkelijk over het skelet van de “ eerste” fossiele vleermuis (naar Jepsen G. L.)
Als fossielen worden ook zoogdierachtige reptielen gevonden. Velen beweren dat deze aantonen hoe zoogdieren geëvolueerd kunnen zijn uit reptielen, (Figuur 2.36).
Figuur 2.36 De zoogdierachtige reptielen (therapsiden) hadden een hogere loophouding dan de andere reptielen.
Figuur 2.36 De zoogdierachtige reptielen (therapsiden) hadden een hogere loophouding dan de andere reptielen.
Zoogdierachtige reptielen komen bijna even laag voor in de kolom als de reptielen zelf (Zie figuur 2.21 blz. 41). Hun houding bij het lopen schijnt meer overeenkomst gehad te hebben met die van zoogdieren dan van reptielen. Bij sommige zijn de kaakbeenderen, vergeleken met die van gewone reptielen, afgenomen in grootte en aantal. Men heeft gesuggereerd dat de manier waarop de kaak aan de schedel hangt gedeeltelijk reptielachtig en gedeeltelijk zoogdierachtig is. Sommige onderzoekers geloven dat twee van de kaakbeenderen zich naar boven verplaatsen tot in het oor (Figuur 2.37). Hoe zou het met het horen en kauwen gegaan zijn terwijl het reptiel bezig was in een zoogdier te veranderen?

Figuur 2.37 De afgeleide overgang van reptielkaakbeenderen naar zoogdier oorbeentjes.
Overigens zijn botten niet het echte grote verschil tussen zoogdieren en reptielen 11). Reptielenbaby's ontwikkelen zich in eierschalen buiten hun moeder. Zoogdier baby's ontwikkelen zich terwijl zij aan de moeder bevestigd zijn en voor hun leven afhankelijk zijn van haar bloedstroom. Er zijn fossielen van reptielen in hun eieren, maar natuurlijk geen fossielen van zoogdierbaby's in hun moeder. Er is geen algemeen aanvaarde opinie over de manier waarop zo'n verandering tot stand gekomen zou kunnen zijn.

Eierleggende zoogdieren als het vogelbekdier schijnen geen enkele ondersteuning hiervoor te geven.
Figuur2.38 Het innemende vogelbekdier heeft een wonderlijk mengsel van erfelijke trekken. Het legt eieren als een reptiel, maar het is behaard en geeft melk als een zoogdier. Het gebruikt echopeiling zoals sommige vleermuizen en dolfijnen. Is het een geschapen mozaïek werk van complete erfelijke trekken, of een dier dat is blijven steken in een tussenstadium van de evolutie?
Deze Australische schepsels (Fig. 2.38) zijn behaard en voeden hun jongen met melk, zoals de zoogdieren. Hun jongen echter kruipen net zo uit eieren als reptielen. Ook hebben zij eendachtige snavels en poten met zwemvliezen. Niemand beweert, dat zij tussenschakels zijn tussen reptielen en zoogdieren, of tussen vogels en zoogdieren. Er schijnen hiervoor verscheidene redenen te zijn: 1 . De eierstructuur en melkklieren van deze dieren zijn volledig ontwikkeld. Zij bieden geen oplossing voor de oorsprong van de baarmoeder of de melkklieren. 2. Vogelbekdierfossielen zien er net zo uit als de vormen die tegenwoordig leven; 3. “Normale" zoogdieren worden veel lager in de kolom gevonden dan het eierleggende vogelbekdier. Sommigen beweren dat het vogelbekdier een aparte soort is, een mozaïekwerk of mengsel van volledige erfelijke trekken. Deze trekken worden zowel in levende vormen als onder fossielen gevonden.
Figuur 2.39 Reptielenbabies ontwikkelen zich in eierschalen, maar zoogdierbabies ontwikkelen zich in de baarmoeder en worden door hun moeder gevoed. Kunt u zich voorstellen hoe de veranderingen van reptielenei naar zoogdier misschien plaats heeft kunnen vinden?
Er is echter één zoogdier dat dikwijls aangevoerd wordt als bewijs dat erfelijke trekken verder kunnen evolueren dan de oorspronkelijke soort. Dat zoogdier is het paard.
Figuur 2.40 De reeks toont een vermindering van het aantal gehoefde tenen en een toename in grootte en lengte van het hoofd, wat allemaal leidt naar de trekken van het moderne paard. Zijn er steekhoudende bezwaren tegen om dit een uitstekende evolutionairé reeks te noemen? (F is voorpoot; H is achterpoot)
Na de Archaeopteryx is de paarden reeks het mees populaire fossiele bewijsmateriaal dat aangevoerd wordt om de evolutie te staven. Sommigen zegger dat de paardenreeks zelfs nog beter is dan de Archaeopteryx. ]n tegenstelling tot de Archaeopteryx kan men de fossiele specimens zodanig rangschikken dat een opeenvolging van veranderingen gevonden wordt.
Het verhaal van de evolutie van het paard zoals het meestal in de boeken verteld wordt, is afgebeeld in Figuur 2.40. Het verhaal begint met het allereerste paard (Eohippus of Hyracotherium) in de lagere rotsen van het Tertiair, een dier zo groot als een terrier met een korte snuit, knabbeltanden en verscheidene tenen (drie achter en vier voor). In de middelste gesteenten van het Tertiair zijn er grotere dieren met langere snuiten en minder tenen, zoals afgebeeld is.
Tenslotte krijgen we het grote moderne paard, Equus, met een lange snuit, ontbrekende zijtanden en graastanden. Het heeft slechts één teenbeen, met kleine kuitbeentjes ernaast. Sommigen zijn van mening dat dit de resten zijn van de andere tenen van de voorouders.
Toonaangevende evolutionisten hebben het paardenverhaal zoals.het dikwijls verteld wordt, bekritiseerd. Wetenschapmensen die paarden bestudeerd hebben wijzen erop dat tanden ofwel van het knabbelend type ofwel van het grazend type zijn, nooit ertussen in. Grootte en snuitlengte variëren sterk in de soort, zoals verschillende hondenrassen tonen. De Argentijnse paardenfokker Fallabella heeft gedurende slechts weinige jaren selectief fokken van paarden, huispaardjes van slechts 43 cm hoogte verkregen.
Figuur 2.14 Beide paarden zijn volgroeide volwassen dieren! Kun je andere voorbeelden bedenken van grote variatie binnen een groep planten of dieren?
Er is ook verandering in aantal tenen. Drie- en één-tenige paarden worden echter naast elkaar gevonden in de middelste rotsen van het Tertiair. Er is geen overgang gevonden tussen het drietenige en ééntenige paard. Creationisten denken dat deze fossielen verschillende schepsels tonen die tegelijkertijd leefden inplaats van een geleidelijk verlopende reeks; net zoals we apen, mensapen en mensen in de fossielenrij vinden. Zij stellen dat verschillende soorten antilopen, zebra's, elanden, gnoes en gazellen ook in een reeks gerangschikt kunnen worden. Desondanks zijn het duidelijk verschillende dieren. Lecomte de Nouy zegt in Human Destiny dat ieder stadium van de paardenontwikkeling plotseling verschijnt zonder tussenvormen. Deze bewering van de Nouy zegt ons duidelijk dat er ernstige hiaten in de paardenreeks zijn. Hoewel hij denkt dat er tussenvormen bestonden, stelt hij dat ze tot nu toe niet gevonden zijn.
Maar elk van deze tussenvormen schijnt “plotseling" te zijn verschenen en het is nog niet mogelijk gebleken de overgang tussen deze tussenvormen te construeren vanwege het gebrek aan fossielen. Toch moet die er geweest zijn. De bekende vormen blijven gescheiden zoals de pijlers van een ingestorte brug. We weten dat de brug gebouwd is, maar alleen de sporen van de duurzame steunpilaren zijn nog over. De continuïteit die we vermoeden wordt misschien nooit bevestigd door de feiten! "8)
Figuur 2.42 Hoewel de bovenstaande dieren een reeks vormen, is het geen evolutionaire reeks. Waarom niet?
Onlangs (1979) rangschikte paleontoloog David Raup het paard onder de “klassieke gevallen" van de evolutie die “verworpen of gewijzigd moesten worden als gevolg van meer gedetailleerde informatie” 12).

De zogenaamde vijftenige paarden hebben mogelijk zelfs niets te maken met paarden. De oorspronkelijke botten werden in feite Hyracotherium genoemd omdat ze er uitzagen als een hyrax (een klipdas of konijn). Het werd in musea en tekstboeken afgebeeld als een paard, zelfs toen er nog geen enkel gemonteerd skelet van dit dier bestond. Het verhaal van de evolutie van het paard schijnt in musea en boekenplaatjes duidelijk te zijn. Maar wat te zeggen van de fossielen zelf. Paarden worden beschouwd als het beste of één na beste bewijs van de evolutie. Onderzoek het bewijsmateriaal. Waartoe leidt het je?
1 .Hoe wordt de "paardenreeks" gebruikt om de evolutie te staven?
2.Geef de kritiek van zowel creationisten als evolutionisten op het verhaal van het paard weer.
3. Geeft de paardenreeks betere ondersteuning voor de evolutie dan de Archaecipteryx? Verklaar je mening.
4. Wat schijnt het gezamenlijke fossiele bewijsmateriaal ons te zeggen over de oorsprong van de dieren?
5. Wat kunnen de fossiele gegevensons niet zeggen over een eens levende vorm? Geef een paar voorbeelden. Waarom is dit belangrijk bij een studie naar de oorsprong van zoogdieren?
6. Hoe interpreteert een creationist de grote variatie van zoogdieren in de lagere rotsen van het Tertiair? Hoe zou een evolutionist antwoorden?